Verlichting vuurtorens

Lenzen

De optiek van een vuurtoren bestaat uit lenzen en prisma’s. Deze lenzen en prisma’s worden gebruikt om het licht te richten. De lenzen worden gebruikt binnen een hoek van 33º boven en onder de as van de optiek. De lenzen breken het licht zodanig dat de lichtstraal op de horizon wordt gericht. Het gedeelte van de optiek met lenzen heet diopter.

Prisma’s

Prisma’s werken ongeveer net zoals spiegels die vroeger in optieken gebruikt werden. Prisma’s spiegelen de lichtstraal ook in de richting van de horizon. Het gedeelte van de optiek met prisma’s heet catoter. De lenzen en de prisma’s samen wordt catadioter genoemd.

Traplens

De lenzen in een optiek zijn vervaardigd volgens het traplenssysteem. Een dikke ronde lens wordt hierbij opgedeeld in vele kleine ringen of trappen. De lens behoudt zo zijn versterkende capaciteiten en kan toch veel dunner worden uitgevoerd.

Roterende optieken

Bij vuurtorens met een schitterlicht draait de optiek rond de lichtbron. De optiek is zo gemaakt dat de versterking van het licht van de toren in groepen verdeeld is. Onder het draaien van de optiek wisselen de versterkte met de minder versterkte delen elkaar af. Dit veroorzaakt een schittering. Vroeger draaide het optiek op rollen. De optiek draaide langzaam, omdat het hele lenzenstelsel bijzonder zwaar is. De vuurtoren gaf per 2 minuten bijvoorbeeld 2 lange schitteringen. Het systeem werd aangedreven door een valgewicht dat de vuurtorenwachter steeds moest ophalen. In de vuurtoren van Urk is dit nog te zien maar het wordt niet meer gebruikt. Vanaf 1900 draaiden steeds meer optieken op een kwikblad. De wrijving van de optiek werd heel erg verminderd, waardoor de optiek sneller kon gaan draaien. Tegenwoordig draaien de optieken allemaal op kogellagers , het lenzenstelsel wordt nu aangedreven door elektromotoren.

Trommellens

In een trommellenssysteem draait de optiek niet rond. Alleen de verticale stralen worden op de horizon gericht, waardoor een trommelvormig optiek ontstaat. Het lichtkarakter van die lichten wordt vergeleken met een licht dat aan en uit gaat, of met een ronddraaiend licht met een niet-doorlatende sector.

Optiekgrootten

De afstand tussen het midden van de lichtbron en de lens heet de brandpuntafstand. Voor de lens gaan de lichtstralen steeds verder uit elkaar , dit heet divergerend. De lens zorgt ervoor dat de divergerende stralen verder gaan, en dus worden de lichtstralen op de horizon gericht. Hoe groter de brandpuntafstand wordt, hoe groter het optiek wordt. Er zijn verschillende afmetingen:

optiekgrootte1e grootte2e grootte3e grootte4e grootte
brandpuntafstand92 cm70 cm50 cm30 cm

Voorbeeld: de vuurtoren van Den Helder heeft een optiek van de 1e grootte (92 cm) ,de totale doorsnede van de optiek is twee keer zo groot, dus 184 cm.

Verlichting van lichtopstanden

Op veel lichtopstanden zit geen groot optiek met lenzen en prisma’s, maar hier zitten vaak gewone lampen op. Wat tegenwoordig ook steeds meer gebruikt wordt is ledverlichting. Hierbij worden vaak ook zonnepanelen geplaatst, zodat de energie voor de verlichting bij het lichtopstand zelf wordt opgewekt. Op onderstaande foto’s zijn voorbeelden te zien van lampen die gebruikt worden voor lichtopstanden.